Soldaten trots uit de strijd bij Hedel, maar met bittere bijsmaak
In dit artikel:
Op 26 april 1945 trokken Britse en Nederlandse troepen na hevige gevechten terug over de Maas bij Hedel, richting Den Bosch. In deze strijd, die zich voordeed vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, leed de Prinses Irene Brigade de zwaarste verliezen sinds D-day: twaalf doden en ruim dertig gewonden onder vooral jonge, onervaren Nederlandse soldaten. De tegenstanders waren ongeveer duizend Duitse militairen, waaronder Kriegsmarine-matrozen en Waffen-SS Landstorm Nederland, die dienst deden als gidsen. Hoewel de Nederlandse en Britse troepen, zij het in de minderheid, aanzienlijke tegenstand boden, moesten ze zich uiteindelijk terugtrekken, wat veel vragen opriep die tot op heden onbeantwoord blijven.
Militair historicus Johan van Doorn prijst het offer van de soldaten, terwijl hij de operatie als onverantwoord en militair zinloos bestempelt vanwege het gebrek aan manschappen, versterkingen en artillerie. De aanleiding voor de aanval blijft onduidelijk. Ooggetuige en historicus Luc van Gent suggereert dat het initiatief wellicht van Nederlandse zijde kwam, ingegeven door het verlangen om burgers in bezet gebied te beschermen en een actieve rol te vervullen in de bevrijding. Dit wordt deels bevestigd door een brief van prins Bernhard, hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten, waarin hij de Britse commandant meldt dat de Prinses Irene Brigade actie wil, maar geen opdracht kreeg.
Hoewel de operatie gepaard ging met lof van de Britse generaal en zelfs leidde tot de uitreiking van de Militaire Willems-Orde aan kapitein Willem de Roos, heerst onder de soldaten frustratie over het nut van de strijd. In de laatste oorlogsdagen werden achter de schermen onderhandeld om het geweld te staken en voedselhulp mogelijk te maken, wat wijst op 'grotere belangen' dan die van deze gevechten bij Hedel. Tot op heden blijft de vraag waarom deze aanval plaatsvond en waarom een terugtrekking nodig was, onopgelost.