Veel kinderen met een handicap hebben geen samenspeelplek in Brabant

In dit artikel:

Stichting Het Gehandicapte Kind waarschuwt dat veel Nederlandse kinderen met een beperking geen plek hebben om samen te spelen: onderzoek van de organisatie toont dat nog ongeveer 155 gemeenten geen inclusieve “samenspeelplek” hebben. In Brabant ontbreekt zo’n plek in 28 van de 56 gemeenten; ook grotere plaatsen als Roosendaal, Goirle en Veldhoven staan op dat lijstje.

Het gebrek heeft concrete gevolgen: minstens één op de drie kinderen met een handicap komt nooit bij een speelplek in de buurt, en van degenen die er wel komen speelt een kwart vaak alleen. Directeur-bestuurder Rebecca Gerritse benadrukt dat juist in buurt-speelplekken het eerste contact tussen kinderen met en zonder handicap ontstaat, wat begrip en respect op lange termijn bevordert.

Een samenspeelplek moet volgens de stichting direct uitnodigend en deels toegankelijk zijn: de 100-70-50-regel houdt in dat 100% van de toestellen uitnodigend is, 70% bereikbaar en minstens 50% bespeelbaar voor kinderen met een beperking. Praktijkvoorbeeld: Pien (12) uit Uden speelt op zo’n plek met verharde paden, kleurrijke toestellen en een draaimolen die rolstoeltoegankelijk is — haar moeder ziet hoe dat zelfvertrouwen geeft.

De belangrijkste belemmering voor uitbreiding is volgens Gerritse een gebrek aan kennis en urgentiebesef bij gemeenten; succesvolle voorbeelden kunnen anderen inspireren. De stichting wil dat elke gemeente vóór 2030 minstens één inclusieve speelplek heeft, met als tussendoel dat 70% van de gemeenten hiervoor eind 2026 in actie is (ongeveer vijftig gemeenten moeten nog beginnen).