Waarom de minipelgrimage door Den Bosch meer is dan een religieuze optocht
In dit artikel:
Maandag liepen ongeveer 120 katholieken in ’s-Hertogenbosch een korte bedevaart van het San Damianoklooster naar de Sint-Janskathedraal. De tocht maakte deel uit van het Heilig Jaar, dat dit keer het thema ‘Pelgrims van Hoop’ draagt en pelgrims aanmoedigt naar heilige bestemmingen te reizen.
Cultureel theoloog Frank Bosman uit Vlijmen licht in vijf vragen toe wat een pelgrimage onderscheidt van bijvoorbeeld een processie: het gaat minder om symbolisch spektakel en meer om een persoonlijke bedevaartstocht met een betekenisvolle eindbestemming. Bekende voorbeelden zijn de islamitische hadj naar Mekka en voor katholieken reizen naar Rome, Santiago de Compostela of Lourdes — plaatsen met een sterke religieuze lading, vaak verbonden aan verschijningen of graven van heiligen.
Het centrale motief van een bedevaart is het onderweg zijn: afstand nemen van het alledaagse, focus op zingeving en ontmoeting met anderen én jezelf. Die ervaring zou iemand wezenlijk kunnen veranderen, waardoor men “als een ander mens” terugkeert. Historisch waren pelgrimstochten riskant — in de middeleeuwen konden reizen naar Rome maanden duren en gingen ze gepaard met gevaren zoals struikrovers en ziekte.
Tegenwoordig is het maken van een pelgrimage veel practicaler door fiets, auto of vliegtuig, maar de essentie blijft een rituele heenreis naar een doel dat betekenis geeft. In Den Bosch koos men bewust voor een voettocht om de traditie levend te houden en onderweg stil te staan bij verhalen van hoop. Over de vraag of een zondagsritje naar de kerk al als bedevaart telt, merkt Bosman op dat er geen sterke reden is om dat te ontkennen; vroeger waren kerken dichterbij, nu kan de afstand juist extra betekenis geven.